Het toezicht wordt uitgeoefend door de deken in het arrondissement
Toezicht
Het toezicht wordt uitgeoefend door de deken in het arrondissement waar een advocaat kantoor houdt. De deken is toezichthouder zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
De deken houdt toezicht op:
de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet (art. 45a, eerste lid, Advw);
de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (art. 45a, tweede lid Advw jo. art. 24, zesde lid, Wwft).
Alle dekens van de orden in de arrondissementen vormen gezamenlijk het dekenberaad. In het dekenberaad overleggen de dekens met elkaar en spreken over de wijze waarop zij hun toezichttaken en toezichtbevoegdheden uitoefefen en klachten behandelen.
Het dekenberaad neemt geen besluiten in individuele gevallen. Dat geschiedt door de deken in het desbetreffende arrondissement..
Om goed toezicht te kunnen houden hanteert de deken verschillende toezichtinstrumenten en -methoden zoals het verzamelen van informatie, het analyseren daarvan en vervolgens interveniëren. Zo worden ieder jaar advocaten uitgenodigd om de centrale controle op de verordening in te vullen en kantoren hun kengetallen aan te leveren. De dekens bezoeken jaarlijks ten minste tien procent van alle kantoren in het arrondissement.
De deken maakt in zijn taakuitoefening onderscheid tussen proactief toezicht, reactief toezicht, thematisch toezicht en risicogestuurd toezicht. Een belangrijk onderdeel van zijn werkzaamheden is het uitoefenen van financieel toezicht. De deken kan zich hierbij laten ondersteunen door de unit Financieel Toezicht Advocatuur.
Overtredingen of laakbaar handelen
De deken heeft verschillende mogelijkheden om op te treden bij overtredingen of laakbaar handelen. Naast normoverdragende gesprekken kan in bepaalde gevallen bestuursrechtelijk worden gehandhaafd (opleggen van boetes of last onder dwangsom) of kan een tuchtklacht worden ingediend (via een dekenklacht).
Het uiteindelijke effect van het optreden staat centraal. Het is daarom van belang dat tijdens de uitoefening van het toezicht rekening wordt gehouden met de bredere context: een overtreding kan een op zichzelf staand incident zijn, maar kan ook een signaal zijn van een groter probleem.
De deken heeft echter beperkte middelen. Daarom worden er prioriteiten bepaald bij de keuze om die middelen voor effectief optreden in te zetten. Bij iedere situatie kijkt de deken naar de volgende criteria:
• de ernst van de overtreding of het laakbaar handelen;
• de mate waarin het belang van de cliënt wordt geschaad;
• de mate waarin het imago van en het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad;
• de doelmatigheid en doeltreffendheid van het optreden van de deken.
Naar aanleiding van de beoordeling van deze criteria bepaalt de deken of hij direct optreedt of mogelijk in een later stadium.